Wat is angst?
Wat is angst?
Je bent bang voor het verleden, voor het nu of
voor iets dat misschien morgen zal gebeuren. Angst is altijd verbonden met
tijd. Je bent bang voor de dood; dus voor de toekomst. Of ben je bang
voor iets, dat in het verleden is gebeurd. Je vreest de pijn, die je gehad hebt
toen je ziek was, of je bent bang voor herinneringen.
Volg dit alsjeblieft oplettend.
Angst heeft altijd te maken met tijd; men is ergens
bang voor, bijvoorbeeld voor pijn, die men gehad heeft en die wel weer eens
terug zou kunnen komen. Men is bang voor iets, dat morgen misschien zal
gebeuren, dus in de toekomst. Of men is bang voor het heden. Het heeft altijd
met tijd te maken. Psychologisch gesproken zou er, als er geen gisteren of
heden of morgen zou bestaan, ook geen angst zijn. Angst is niet alleen
verbonden met tijd, het is ook het product van het denken. Dat wil zeggen, als ik denk aan wat gisteren
gebeurd is - wat pijnlijk was - dan denk ik, dat het vandaag misschien wel weer
zou kunnen gebeuren. Het denken verwekt angst. Denken kweekt angst: denken over
de pijn, denken over de dood, denken over teleurstellingen, over successen,
over wat misschien zal gebeuren, over hoe het zou moeten zijn, enz., enz. Het
denken brengt angst voort en blaast het voortbestaan van de angst leven in. En
wanneer je denkt over iets, wat je gisteren zoveel genoegen heeft
verschaft, houdt dat denken dat genot in stand en laat het voortduren. Op die
wijze kweekt, onderhoudt en voedt het denken niet alleen de angst, maar ook het
genot. Observeer dit alsjeblieft in jezelf en zie dan wat er in feite in je
omgaat. Je hebt een prettige,
zogenaamde verheugende ervaring gehad, en je zit daarover te denken. Je wilt
die sekservaring of een andere nog eens beleven. Je zit te denken over dat
plezierige moment en je wilt dat het zich herhaalt of voortduurt. Het denken is
dus niet alleen verantwoordelijk voor angst maar ook voor genoegen. Je ziet de
waarheid van het feit, dat het denken het genot in stand houdt en angst voedt.
Het denken kweekt zowel angst als genot; die twee hangen met elkaar samen. Waar
verlangen naar genot is, is ook angst; die twee zijn onafscheidelijk, omdat zij
beide en product van het denken zijn. We zien dus, dat het denken zowel de
angst als het genot voedt. We willen, dat genot voortduurt; we willen steeds
meer genot. Het toppunt van genot voor de mens is om uit te vinden of er in de
hemel een permanente toestand is, die God is; voor hem is God de hoogste vorm
van genot. En als je eens kijkt naar de sociale moraal - die in feite immoreel
is - dan zul je zien, dat die gebaseerd is op genot en angst, op beloning en
straf. Als men dit als een bestaand feit ziet - dus niet de beschrijving ervan,
niet in woorden, maar het feit dat beschreven wordt, het werkelijke feit dat
het denken hiervan de bron is - dan rijst de vraag: 'is het mogelijk dat er aan
het denken ooit een eind komt?' De vraag klinkt tamelijk dwaas, maar dat is zij
toch niet. Je zag gisteren een zonsondergang. De heuvels waren wondermooi
verlicht door de avondzon en er was een gloed, een schoonheid, die je een grote
vreugde verschafte.
Kan men zo in die vreugde opgaan, dat die ten einde
komt en dat het denken en het niet meeneemt naar morgen? En kan men de angst - als er tenminste zoiets als
angst bestaat - recht in de ogen zien? Dat is alleen te begrijpen, wanneer men
de hele structuur en de aard van het denken doorziet. Dus vragen we: wat is
denken? Voor de meesten van ons is denken buitensporig belangrijk. We
realiseren ons nooit dat denken altijd oud is; het denken kan nooit nieuw zijn,
het kan nooit vrij zijn. We spreken wel over vrijheid van denken, maar het is
je reinste onzin. Dat wil zeggen, dat een mens alles tot uiting mag brengen,
wat er in hem opkomt en mag zeggen wat hij wil. Maar het denken zelf is nooit
vrij; het is immers de weerklank van de herinnering. Je kunt dat bij jezelf nagaan. Het denken is de
weerklank van de herinnering, de ervaring en de kennis. Kennis, ervaring en
herinnering zijn altijd oud en dientengevolge is het denken altijd oud. Daarom
kan het denken nooit iets nieuws zien. Kan de geest het probleem van de angst
bekijken zonder dat het denken tussenbeide komt? Begrijp je die vraag? 'Ik ben bang. Er is angst voor iets wat ik heb
gedaan.' Ben jij je daar ten volle helder van bewust zonder het denken
tussenbeide te laten komen - en is er dan nog wel angst? Zoals we zeiden, angst
wordt door de tijd in het leven geroepen en tijd is denken. Dat is geen
filosofie en niet een of andere mystieke ervaring. Observeer het maar in
jezelf, objectief, efficiënt, logisch en gezond, dan zul je het zien. Men
realiseert zich dat het denken moet functioneren. Als we naar kantoor gaan, of
wat ook onze bezigheden mogen zijn, moet het denken in werking zijn; anders
kunnen we niets beginnen. Maar zodra het denken genot en angst gaat aankweken
of instand houden, beantwoordt het niet meer aan zijn functie. Het denken
maakt, dat de menselijke verhoudingen onvruchtbaar worden en daarmee zijn ze de
bron van conflicten. Men komt zo tot de vraag of er aan het denken in de ene richting
een einde kan komen, terwijl tegelijkertijd anderzijds het denken tot zijn
uiterste capaciteit functioneert. Nu willen we weten of het denken afwezig kan
zijn, wanneer de geest de zonsondergang in al haar schoonheid ziet. Want alleen
dan kun je die schoonheid in je opnemen en niet wanneer je geest vol is met
gedachten, problemen en geweld. Dat wil zeggen, als je werkelijk hebt
geobserveerd, was in het ogenblik dat je de zonsondergang zag, het denken
afwezig. Je kijkt naar het wonderbaarlijke licht over de bergen en schept daar
grote vreugde in en op dat ogenblik speelt het denken geen rol. Maar het
volgende ogenblik zegt het denken: 'wat was dat prachtig, wat een schoonheid.
Ik wou dat ik dat kon schilderen; ik wou dat ik er een gedicht over kon schrijven;
ik wou dat ik mijn vrienden kon vertellen hoe ontroerend mooi dat was.' Of het
denken zegt: 'Ik zou die zonsondergang morgen wel weer willen zien.' Dan begint
de kwade invloed van het denken, want dan zegt het denken: 'ik wil morgen weer
dat genot hebben'; en als dat dan niet gebeurd is er verdriet. Dat is heel
eenvoudig en juist omdat het zo eenvoudig is, ontglipt het de aandacht. We
willen allemaal bijzonder knap zijn. We zijn allemaal zo wereldwijs; we zijn
intellectueel en we lezen zoveel. De hele psychologische geschiedenis van de
mensheid (niet wie er koning was en wat voor soort oorlogen er geweest zijn en
de absurditeit van het bestaan van diverse nationaliteiten) ligt in onszelf.
Wanneer je dat in jezelf kunt aflezen, dan heb je begrepen.
Dan ben je jezelf een licht, dan bestaat er geen
autoriteit, dan ben je waarlijk vrij. Onze vraag is dus: kan het denken nu eens niet langer tussenbeide komen?
Het is namelijk dat ingrijpen dat de tijd schept. Neem bijvoorbeeld de dood. De
dood behelst grote schoonheid en die schoonheid kan men onmogelijk begrijpen,
zolang er ook maar een spoor van angst is. Er is alleen maar zulk een angst
voor de dood, omdat die in de toekomst zal gebeuren en omdat hij onverbiddelijk
is. Het denken denkt er dus over en schuift hem van zich af. Of het denken
denkt over angst, die men heeft gehad, over de pijn en radeloosheid en over het
feit dat die zich misschien kunnen herhalen. We zitten opgescheept met dat wat
het denken heeft misdreven. Tegelijkertijd beseft men het onschatbare belang van het denken. Als jij
je werk op kantoor doet, of je beoefent een of ander technisch vak, moet je
denken en kennis benutten. Wanneer je het hele proces vanaf het begin van ons
gesprek tot aan waar we nu zijn, ziet en we overzien het in z'n geheel, dan
vragen we ons af: kan het denken ook zwijgen? Kan men naar een zonsondergang kijken en geheel verdiept zijn in de
schoonheid daarvan, zonder dat het denken daar de kwestie van 'genieten'
bijhaalt? Volg dit alsjeblieft. Dan wordt het gedrag rechtschapen. Het gedrag
wordt alleen dan deugdzaam, wanneer het denken niet dat aankweekt wat het als
deugd beschouwd, want juist daardoor wordt die deugd ontheiligd en lelijk.
Deugd is noch van de tijd noch van het denken en dat betekent, dat deugd geen
product is van genot of van angst. Nu wordt dus de vraag: hoe is het mogelijk naar de zonsondergang te
kijken zonder dat het denken er genot of leed omheen weeft? Kan men naar deze zonsondergang kijken met zulk een
aandacht, met zulk een complete overgave aan die schoonheid, dat wanneer we die
zonsondergang gezien hebben, het daarmee ook beëindigd is en niet door het
denken als een genot wordt overgedragen naar morgen? Is er communicatie tussen ons? Werkelijk? Goed, dat
doet me plezier, maar wees niet al te vlug met je antwoord: ja. Want dit is
werkelijk een moeilijk probleem. Een zonsondergang gadeslaan zonder dat het
denken ingrijpt, vraagt enorm veel discipline; niet de discipline van
gelijkvormigheid, niet de discipline van onderdrukking of beheersing. Het woord
'discipline' betekent 'leren' - niet aanpassen, niet gehoorzamen, maar leren
omtrent het hele denkproces en wat daarvan de plaats is. Het negeren van het
denken vraagt scherp observeren en daarvoor is vrijheid noodzakelijk.
In deze vrijheid weet men hoe het denken beweegt en dan is het leerproces actie.
Padma 2010
Reacties