Het geheugen van de mens
HET
GEHEUGEN VAN DE MENS, IS ZIJN BOEK DES LEVENS.
Het
is nauwelijks bij iemand bekend dat de mens twee geheugens heeft, het ene
uiterlijk en het andere innerlijk, en dat het uiterlijk aan zijn
lichaam eigen is, en het innerlijk eigen is aan zijn geest.
Zolang de
mens in het lichaam leeft kan hij nauwelijks weten dat hij een innerlijk
geheugen heeft, omdat het innerlijk geheugen dan met zijn uiterlijk geheugen
als één samen werkt. Want de voorstellingen van het denken - die tot het
innerlijk geheugen behoren - vloeien in de dingen die in het uiterlijk
geheugen zijn, en worden daar verbonden. Het is evenals met Engelen en
geesten als die met de mens spreken: dan vloeien hun voorstellingen - waarmee
zij onder elkaar spreken - in de woorden van de taal van de mensen, en
verbinden zich dus zo met de mens, alsof zij niet beter weten of zij
spreken de eigen taal van de mens. Terwijl toch de voorstellingen van hen
zijn, en de woorden waarin zij vloeien, van de mens zijn. Deze beide
geheugens zijn geheel verschillend van elkaar; tot het uiterlijk geheugen -
dat de mens eigen is wanneer hij in de wereld leeft - behoren alle talen,
verder de voorwerpen van de uiterlijke zinnen, evenals de
wetenschappelijke dingen, die van de wereld zijn. Tot het innerlijk geheugen
behoren de voorstellingen van de spraak van de geesten, die van het innerlijk
gezicht zijn, en alle redelijke dingen, uit welke voorstellingen de gedachte
zelf ontstaat.
Dat deze twee groepen van dingen van elkaar te onderscheiden
zijn weet de mens niet, omdat hij er niet over nadenkt, omdat hij in
lichamelijke dingen is, en waar hij zijn gemoed niet zo ver vanaf kan wenden.
Dit is de reden dat de mensen - zolang zij in het lichaam leven - niet
anders met elkaar kunnen spreken dan door talen en wanneer zij niet onderlegd
zijn in talen, elkaar niet kunnen verstaan, omdat dit geschiedt door het
uiterlijk geheugen. Maar geesten onder elkaar spreken door middel van een
universele taal - onderscheiden in voorstellingen - van dien aard als de
voorstellingen van het denken zelf zijn, zij kunnen zich op deze manier
onderhouden met elke geest, van welke taal en natie hij ook in de wereld was,
dit geschiedt door het innerlijk geheugen. In deze taal komt ieder mens onmiddellijk
na de dood - daar hij in dit geheugen komt - dat als zo gezegd zijn
eigen geest is.
Het innerlijk geheugen gaat het uiterlijk geheugen onmetelijk
ver te boven, en zij verhouden zich als enig myriaden tot één, of als
iets blinkends tot duisternis. Want myriaden van voorstellingen van het
innerlijk geheugen vloeien in een enkel ding van het uiterlijk geheugen, en
vertonen zich daar als een algemeen duister iets. Vandaar zijn alle vermogens
van geesten - en nog meer van de Engelen - in een volmaakter staat,
namelijk zowel hun gevoelens als hun gedachten en innerlijke gewaarwordingen.
Op welke wijze het innerlijk geheugen boven het uiterlijk uitmunt, kan uit
voorbeelden blijken. Wanneer een mens zich de een of ander mens
herinnert, waar hij jarenlang omgang mee heeft gehad - als vriend of als
vijand - vertoont zich dat wat hij dan over hem denkt, als één duister iets
- zoals tevoren is genoemd - uit het uiterlijk geheugen voortkomt.
Maar wanneer dezelfde mens een geest geworden is, en zich de ander herinnerd,
vertoond zich dat wat hij dan over hem denkt, ten aanzien van alle
voorstellingen die hij ooit over hem heeft gevormd, en dit omdat het uit het
innerlijk geheugen voortkomt. Alle dingen - en het maakt niet uit wat voor
dingen het zijn - die de mens hoort en ziet en waardoor zijn gevoelens worden
geraakt, worden - zonder dat de mens het weet - in de voorstellingen en
einddoelen gelegd in zijn innerlijk geheugen en blijven daarin zodat er niets
verloren gaat. Het innerlijk geheugen is van dien aard dat daarin alle
afzonderlijke dingen staan gegrift, alles wat de mens ooit heeft gedacht,
gesproken en gedaan zelfs de allerkleinste bijzonderheden uit de vroegste
jeugd staan erin gegrift. Het geheugen van al deze dingen draagt de mens met
zich mee wanneer hij in het andere leven komt, en in het andere leven wordt
hij vervolgens terug gebracht in de volledige herinneringen van alle
gebeurtenissen uit zijn aardse bestaan. Dit is zijn Boek des levens dat in
het andere leven wordt geopend en waarnaar hij geoordeeld wordt. Dit kan de
wereldse mens nauwelijks geloven, maar toch is het de volste waarheid. Alle
doelen die voor hem in het donker lagen, alle dingen die hij gedacht heeft of
die daaruit voortvloeiend gesproken werden en alles wat hij heeft uitgevoerd
- tot op het kleinste puntje toe - staan in dat Boek, dat is het innerlijk geheugen. Ton W
| |||
|
Reacties