Beschouwing over de ziel


Beschouwing over de ziel


De ziel, naar haar natuur is ze werkelijk vrouwelijk en heeft ze zelfs een moederschoot.
Zolang zij bij de Vader was, was ze een maagd - zuiver van geest - in een androgyne vorm.
Toen zij echter verder moest in een lichaam - zonder haar paargenoot - en in dit leven kwam, waar ze aan de weg genageld werd, viel ze in handen van vele rovers. En de misdadigers vergrepen zich de een na de ander aan haar  en bezoedelden haar.
Sommigen deden dat met geweld, weer anderen overreedden haar met geschenken. Kortom, ze bezoedelden haar en ze verloor zo haar maagdelijkheid.

Ze hoereerde met haar lichaam en gaf zich aan ieder van hen. Ze was in de veronderstelling dat iedereen die haar omhelsde haar echtgenoot was. Nadat zij zich zo aan de trouweloze, misdadige echtbrekers had uitgeleverd, die schaamteloos gebruik van haar maakten, zuchtte ze en kreeg diep berouw. Maar als ze haar gelaat van deze minnaars afwendt, rent ze weer naar anderen, die haar dan dwingen met hen te leven en hun, zoals meesters dat verlangen, in bed van dienst te zijn. En uit schaamte durft ze hen niet meer te verlaten. Zij misleiden haar echter lange tijd, onder het voorwendsel dat ze trouwe echtgenoten zijn die haar zeer respecteren; maar aan het eind van alles haar verlaten. Zo werd zij een arme, verlaten weduwe, die geen hulp had. Zelfs geen voedsel was voor haar achtergelaten in de tijd van haar bezoedeling. Ze had van hen niets anders overgehouden dan de onteringen, die zij haar hadden aangedaan, toen ze seksuele omgang met haar hadden. En de kroost waar de minnaars haar mee lieten zitten, is stom, blind, ziekelijk en mentaal gestoord. 

Maar als dan de Vader, die boven in de hemel is, naar haar uitziet en op haar neerkijkt en ziet hoe ze weent en berouw heeft over haar hartstochten, haar schaamteloos gedrag en de ontucht die ze bedreven heeft en ziet hoe ze zijn naam begint aan te roepen, opdat hij haar zal helpen, en hoe ze vanuit het diepst van haar hart smeekt: "Red mij, mijn Vader. Want zie, ik wil rekenschap afleggen waarom ik mijn huis heb verlaten en uit mijn maagdelijk vertrek ben gevlucht. Neem mij opnieuw bij U!" Als hij haar dan in deze toestand ziet, besluit hij haar weer waardig te maken en zich over haar te ontfermen. Want zij heeft veel smart geleden sinds ze haar huis verlaten heeft.



Zolang de ziel overal naartoe snelt en copuleert met iedereen die ze tegenkomt - waarbij ze zichzelf onteert - is ze onderworpen aan het lijden dat zij verdient te ondergaan. Als ze echter de smarten in haar bemerkt en zich tot de Vader wendt en berouw heeft, dan zal de Vader erbarmen met haar hebben en haar moederschoot omkeren. Van de buitenzijde zal ze weer naar binnen gekeerd worden, waarbij de ziel haar karakter behoudt. Het is met de ziel bij de vrouw anders als bij de man. De lichamelijke moederschoot is namelijk aan de binnenzijde van het lichaam, zoals ook de ingewanden. De moederschoot van de ziel is echter naar buiten gekeerd, zoals bij de mannelijke genitaliën, die uitwendig zijn. Dus als de moederschoot van de ziel, door de wil van de Vader zich naar binnen keert, is ze gedoopt en tevens gereinigd van de uitwendige vervuiling waarmee ze was besmeurd. Want de zuivering van de ziel is het herwinnen van de zuiverheid van haar vroegere aard en de omkering van zichzelf. Dat is haar doop. Dan zal ze tegen zichzelf schreeuwen als een vrouw in barensnood, die ineenkrimpt en schreeuwt  in het uur der bevalling
 

Reacties

Populaire posts van deze blog

Stralen boven geboorte en dood

Niemand kende je

Onwerkelijk